‘Saamhorigheid vind ik het belangrijkst’
Het is noodweer op de zaterdagochtend van het interview. Af en toe rolt donder door de lucht, bliksemflitsen schieten langs de wolken. Regen komt overvloedig neer, op de bouwplaats van de gereformeerde kerk druipt hemelwater tussen de bouwsteigers. Een mooi moment voor een interview met Teunis Meerkerk.
In het noodgebouw zit Teunis net aan de koffie, samen met de andere vrijwilligers. Op tafel liggen zes soorten koek. “Bouwers moeten goed eten”, zegt Wilma Hol met een lach. Ondanks de regen gaan de mannen toch weer aan het werk, Wilma wast de kopjes af. Teunis, in het dagelijks leven leidinggevende bij Meerkerk Houtbouw, beantwoordt een paar telefoontjes van collega’s, over hout dat geschaafd moet worden, afmetingen en prijzen. Het is eigenlijk heel bijzonder dat hij hier zit, als vrijwilliger voor een gereformeerd-synodale kerk. “Ik kom uit de gereformeerde gemeente”, vertelt hij. “Onze kerk stond in Buitendams. Mijn broertjes en ik moesten elke zondag mee.” Hij voelde zich niet verbonden met de gemeente waar ze lid van waren. “Het was geen hechte gemeente. Mensen keken kritisch naar elkaar. De dienst duurde anderhalf uur, je lag te slapen als tiener.”
Zijn kennismaking met een Boven-Hardinxvelds meisje veranderde alles. Ze nam Teunis mee naar haar kerk in de Jan Steenstraat. Om de ouders van Teunis tegemoet te komen, bezochten ze ook nog een tijdje de hervormde kerk in Beneden-Hardinxveld, bij wijze van compromis. “Mijn ouders zagen ook wel dat Ilona nooit naar de gereformeerde gemeente zou komen. We hebben nog een tijdje catechisatie gedaan in de hervormde kerk. Ik voelde me verplicht naar mijn ouders toe.”
Verrijking
In 2003 werd Teunis lid van de Boven-Hardinxveldse gereformeerde kerk. “Ik ben blij dat ik dit heb leren kennen, deze kerk geeft veel verrijking aan mijn leven. Het is hier heel anders gemeente zijn. Wat ik hier zo fijn vind… ik zie het meer als een vereniging, een club mensen. Natuurlijk, het geloof is ook belangrijk, maar de saamhorigheid die we hier hebben vind ik het belangrijkst.” Dogma’s die elk lid onderschrijft? Dat hoeft voor Teunis niet. “Geloof is toch voor ieder mens verschillend, dat krijg je toch nooit op een strakke lijn.”
Vanwege zijn werk als kerkrentmeester kwam Teunis in de bouwcommissie terecht. Eerder zat hij vier jaar lang in de kerkenraad. “Via het college van kerkrentmeesters.” Hij voelde zich niet zo op zijn plek in de kerkenraad. “Ik hoef niet op een vergadering te zitten om te overleggen over zieke mensen of de bestemming van het zendingsgeld. Laat mij maar de uitvoerende klussen doen. Daarom ben ik uit de kerkenraad gegaan, maar in het college van kerkrentmeesters gebleven.” Met een lach: “Dit plan voor nieuwbouw is eigenlijk een beetje mijn schuld. Er was iedere keer ruimtegebrek, er mochten geen stoelen bij van de brandweer, het bijgebouw verouderde, het dak werd slechter, alles was aan vervanging toe. Ik heb gevraagd: mag ik niet eens informeren voor een plannetje?”
Soort hobby
Dat hij in de bouwcommissie zou gaan, was voor hem vanzelfsprekend. “Daar heb ik niet over nagedacht. Je bent ergens aan begonnen, dan moet je het afmaken. Ik vind het leuk, dit werk is mijn lust en mijn leven, een soort hobby. Dat komt denk ik door ons familieverleden. Mijn vader was ook altijd bezig. Samen met drie broers is hij eigenaar-directeur van Meerkerk Houtbouw.” Teunis is blij met de rol die andere commissieleden spelen. “Ik roep wel eens met mijn grote mond: kom op, dat doen we zelf wel, dan hoeft het niet zoveel te kosten. Arie Stam behoedt me: ‘Pas op wat je allemaal zegt.’ Ik nam wel eens te snel beslissingen. Dan zei Arie: ‘Ho, ho, dat is veel te specialistisch werk.’ Sommige dingen hebben we daarom uitbesteed. Aan uitvoerder Arno Blokland heb ik een heel goede, hij heeft een vooruitziende blik. Ik ben wel eens te veel in het nu bezig. Arno zorgt ervoor dat ook de voorbereidingen voor over twee weken worden getroffen.” Met een tevreden blik: “Het gaat goed, de vrijwilligers blijven komen en we zijn goed op schema.”
Intussen is Ilona gearriveerd, met twee van hun drie kinderen. “Joeri was niet te houden”, zegt ze verontschuldigend. “Hij wilde per se hierheen.” Teunis vindt het prima. Joeri mag met papa op de foto. Ondanks de aanhoudende regen werken de mannen buiten onverstoorbaar door. Cor de Jong loopt rond in een doorweekt overhemd. “Cor, je bent kletsnat joh!”, roept Teunis. Cor grijnst en stapt de regen weer in.
Weer terug in het noodgebouw komt het gesprek op de begintijd van Teunis bij de gereformeerden. Hij voelde zich snel thuis. “Tijdens onze verkeringstijd merkte ik: hier voel ik me fijn, hier luisteren mensen naar me. Als ik hier binnen kom, voel ik een warme deken.” Hij ging ook al vrij snel aan het avondmaal. “Dat mocht in de gereformeerde gemeente niet zomaar. In het begin vond ik het wel moeilijk om mee te doen, maar ik denk dat de genade voor iedereen uitgedeeld wordt. Ook voor de kinderen, zij hebben het ook nodig. Nee, het was geen moeilijk proces. Het voelde zo vertrouwd dat het gewoon zo moest zijn. Het overkwam me, om het zo maar te zeggen.”
Niet zagen
Wat betekent geloven voor hem? Met een blik naar het plafond: “Ik wist dat die vraag zou komen.” Hij denkt even na, zegt dan: “Iedereen geeft er een andere invulling aan. Mijn geloof is zeker veranderd. Je krijgt meer verantwoordelijkheid, je gaat er anders naar kijken. Het geloof betekent veel voor mij, maar ik hou niet van details. Gesprekken over het geloof, daar ben ik niet goed in. Je moet niet gaan zitten zagen over een onderwerp. Het geloof stuurt me zeker en het helpt me ook. Er is altijd Iemand die meekijkt en me een richting op stuurt. Als in het bedrijfsleven iemand twee keer zo veel vraagt voor een klus dan ik van plan was, denk ik: meer heb ik niet nodig, waarom zou ik de boel oplichten?”
Hij beschrijft zichzelf als ‘best emotioneel’ als het over zijn geloof en zijn kinderen gaat. “Afgelopen zondag nam onze oudste dochter afscheid van de kindernevendienst. Dat doet me toch wel iets.” Samen met Ilona wil hij zijn kinderen sturen, ‘maar niet tegen alles in’. “Ik hoop dat we er niet in dwingen, zoals vroeger bij mij werd gedaan. En dat ze ervaren dat je het gezellig en leuk kan hebben met elkaar, dat je niet naar de kerk moet, maar mag.”