Na faalangst toch de kansel op
Als student aan het conservatorium liep Carmen Melissant (29) enorme faalangst op. Ze belandde in een depressie en zei tegen God: ‘Ik weet het niet meer, neem jij het maar over.’ Tot haar eigen verrassing belandde ze op de Protestantse Theologische Universiteit.
Sinds januari 2019 is Carmen voorganger in de Gereformeerd Synodale Kerk in Boven-Hardinxveld. Zingen doet ze nog steeds, aan- en onaangekondigd in diensten waarin ze voorgaat. Solo vanaf de kansel of het podium, met en zonder begeleiding. “Ik vind het heel fijn dat dit mag en ook gewaardeerd wordt”, vertelt ze vanachter een kop thee in haar studeerkamer. “Ik ervaar God het sterkst door muziek heen, als ik zelf tot God zing. Als je God prijst, ben je niet op jezelf gericht. Dan ervaar ik ook lichamelijk iets van God, ik krijg kippenvel. Het is een soort ontmoeting, omdat het lichamelijke en spirituele samenkomen.”
Lekker feesten
Ze groeide op in Gorinchem, in een gezin dat ze typeert als ‘een warm nest’. “Humor en eerlijkheid waren heel belangrijk. En er kon veel besproken worden, er waren niet veel taboes. Moeilijke vragen, ook over het geloof, mochten er zijn. Mijn twee zusjes, broertje en ik vonden naar de kerk gaan niet altijd leuk. We saboteerden de wekker wel eens. Als tiener ben ik me een beetje gaan afzetten, ik ervoer niet veel van Gods liefde in de kerk. En ik dacht: de kerk is voor later, nu wil ik lekker met vrienden op stap, concerten pakken, naar het strand en naar festivals. Wel geloofde ik nog steeds.”
Nu is ze dus dominee in de bible belt. Sommige Hardinxvelders moeten wennen aan haar verschijning. De monsterende, soms ronduit afwijzende blikken herkent ze; tijdens haar studie theologie voelde ze zichzelf aanvankelijk een buitenbeentje en als kind hoorde ze er in de klas ook al niet echt bij. “Ik werd gepest als kind. Ik was anders denk ik, niet geïnteresseerd in meidendingen. Ik wilde boomhutten bouwen en buiten ravotten. En ik stelde rare vragen, zoals: wanneer brandt de zon op? Tijdens mijn studie theologie vond ik het lastig om als vrouw mijn plek te vinden tussen klasgenoten uit de orthodoxe hoek. Zij moesten er ook aan wennen dat ik een neusringetje draag en een tatoeage heb. Ik was daar opnieuw de weirdo. Daar gaan we weer, dacht ik. Maar door de jaren heen groeide begrip.” Lachend: “Als je elkaar leert kennen ontdek je: jullie zijn ook gewoon gek.”
Ze heeft met haar ‘anders zijn’ leren omgaan. “Nu denk ik: zo ben ik gewoon. Ik heb het nu helemaal omarmd. Ik word door best wat kringen afgewezen. Familie van gemeenteleden wil bijvoorbeeld niet naar een doopdienst komen omdat ik een vrouw ben. Verbazingwekkend weinig doet het me inmiddels.” Resoluut: “Ik vind het rot voor diegene wiens familie niet komt, maar ik voel me niet schuldig over het feit dat ik een vrouw ben.” Toch erkent ze ook: “Er blijven onbewust van die vragen: mag ik er zijn, ben ik goed genoeg? Dat kan erin resulteren dat je gaat people pleasen, je gaat aanpassen aan de voorkeuren van anderen. Het blijft een uitdaging. Mensen hebben een beeld van jou als predikant, willen dat je bent zoals zij verwachten. Sorry, zo ben ik niet.”
In haar studeerkamer hangt een grote poster van acteur Martin Freeman in de rol van hobbit Bilbo. Met een zwaard voor de borst kijkt hij op haar neer als ze aan haar preken werkt. Het verhaal spreekt haar aan. “Bilbo zit niet op een avontuur te wachten, is zelfs vrij angstig. Als hij toch op weg gaat, merkt hij tot veel meer in staat te zijn dan hij dacht.” Ze kan erover meepraten. “In mijn conservatoriumtijd had ik een heel laag zelfbeeld. Ik was bang om naar les te gaan en verkeerde antwoorden te geven. Ik ging vluchtgedrag vertonen. Naar zangles ging ik wel, maar voor ritmische scholing en solfège (notenleer, red.) was ik als de dood. Ik liep studievertraging op.”
Ze moest de studie uiteindelijk opgeven. “Ik belandde in een gat en vroeg me af: wat ga ik doen, wie ben ik dan? Want je ontleent ook je identiteit aan wat je doet hè? Ik merkte dat ik eenzaam was, hoewel ik veel mensen om me heen had. Ik miste aansluiting als het over diepgaande onderwerpen gaat. Eigenlijk ging het niet goed met mij. Dat wist ik best goed te verbloemen. Ik had een depressie, kreeg paniekaanvallen. Ik zei tegen God: ik weet het niet meer, neem jij het maar over. Achteraf zie ik heel sterk: er is een proces op gang gekomen van groei en heling.”
Idioot idee
Tijdens het opkrabbelen dacht ze na over haar toekomst. “Ik kreeg het idee in mijn hoofd dat ik theologie moest gaan studeren. Eerst dacht ik: wat een idioot idee, dat past toch helemaal niet bij mij. Ga je iemand met faalangst een opleiding laten doen met het idee dat je op de kansel terecht komt? Dat is echt idioot. Vreemd genoeg groeide het verlangen toch, ondanks dat ik het doodeng vond.” Aanvankelijk viel de studie mee. “Tijdens de bachelor dacht ik: ik zit hier heel erg op mijn plek eigenlijk. Het was lekker theoretisch. De master vond ik wel heftig, toen speelde mijn faalangst weer op.” Ze knokte zich erdoorheen, leerde zichzelf te aanvaarden. Met Gods hulp.
Een oud filmpje komt ter sprake, waarop ze met een rood mutsje op haar hoofd de blues zingt, ergens op een podium. “Dat lijkt wel een ander leven. Ik was toen van binnen een klein bang mens dat veel te veel waarde hechtte aan de mening van anderen. Nu ben ik veel sterker en weet ik dat ik goed genoeg ben, dat God van mij houdt. Niet omdat ik nu anders ben. Ik keek wel eens met zelfhaat terug, maar God zei: ‘Toen hield ik al net zoveel van je als nu.’ Een gedachte waarvan je weet: die is niet van mezelf. Juist doordat je jezelf geliefd weet, kan er een proces op gang komen van heling en groei. Dat geeft ademruimte en vrijheid om echt mens te worden. Om tot je bestemming te komen, te zijn wie je bent, je plek in te nemen in Gods koninkrijk. Jezelf klein houden zien we als nederig, maar nederigheid hoeft niet te betekenen dat je ineen krimpt. Als je jezelf bent, geef je anderen onbewust de ruimte ook zichzelf te zijn.”