‘Ik heb altijd een diep geloof gehad’
Het is een grijze ochtend in oktober. De zon houdt zich schuil, maar het is eindelijk weer eens droog. Agien Kamsteeg heeft de kwast ter hand genomen om kozijnen van het nieuwe bijgebouw te verven. Dik Zwijnenburg beklimt keukentrapjes, al klussend aan het keukenblok. Cor de Jong is er voor één keer niet bij. Hij wordt geïnterviewd.
Thuis in de Weteringstraat heeft Cor zijn nette overhemd aangetrokken. Zijn kluskleren moeten wachten. Vanaf een levensgrote foto aan de muur kijken kleinkinderen op hem neer; meisjes met blonde haren. Echtgenote Cora zet thee. Cor is een echte Boven-Hardinxvelder, blijkt uit zijn woorden. Op steenworp afstand van zijn huidige woning werd hij geboren. “Dat was in 1950, in de Akkerstraat. In 1959 verhuisden we naar de Wilhelminalaan.” Daar kwam hij tegenover de ijsbaan terecht, een plek die nog steeds een grote rol speelt in zijn leven en waar hij als kind al graag kwam.
Angstig
Heel anders was het met de kerk. “We waren hervormd, maar gingen alleen met kerst naar de dienst. Mijn vader was niet gelovig, mijn moeder wel. Ze was angstig. Een zware preek trok ze zich aan, daarom gingen we niet meer.” Cora: “Mijn schoonmoeder was bang voor het oordeel. Ze dacht: ik kom vast in de hel.” Cor: “Een paar keer per jaar kwam een ouderling langs. Dat vond mijn moeder ook al eng.”
Ondanks de donkere wolk van zondebesef boven moeders hoofd bleef Cor blijmoedig geloven. “Ik heb altijd een diep geloof gehad. Op mij had de houding van mijn moeder geen invloed. Ik zie God als leidsman in het dagelijks leven. Dat gevoel heb ik altijd bij me gehad.” Problemen kon hij aan God voorleggen, waarna hij hulp ervoer. “Dan dacht ik: dat is toch goed gelopen vandaag. Daar heb ik leiding bij gehad.” Dankzij Cora, van huis uit trouw kerkgangster, kwam Cor bij de Gereformeerd Synodale Kerk terecht. “In onze verkeringstijd ben ik van de Hervormde Kerk overgekomen. Dat was begin tachtiger jaren. Het voelde gelijk goed. Het was allemaal wat vrijer, ik voelde me als een vis in het water. Bij de hervormden was het veel strakker, daar kon veel minder.”
Koster
In april 1993 werden Cor en Cora koster, samen met drie andere echtparen. “We vonden het gelijk wel leuk.” De kosters staan ook door de week paraat bij tal van gelegenheden. “We zijn er bij rouw- en trouwdiensten en als er in het bijgebouw verjaardagen worden gevierd. Verjaardagen, die hadden we voorheen vaker. We moeten voorraden aanvullen, koffie schenken, alles gereed maken, containers aan de straat zetten en opruimwerkzaamheden doen.” Lachend: “Want de jeugd laat alles slingeren. Dan heb je vaste plekken voor alles en denk je: waar is dat nou gebleven?”
Cor en Cora kregen twee dochters, waar later twee schoonzoons en vier kleindochters bij kwamen. Brood op de plank kwam er dankzij Cors baan bij de belastingdienst, eerst in Gorinchem, later in Arnhem. “Daar heb ik heel prettig gewerkt, 49 jaar en een maand. Toen het kantoor nog in Gorinchem stond, ging ik altijd op de fiets naar het werk, door weer en wind.”
IJsclub
Rode draad in zijn leven is de ijsclub. “Toen ik vijftien was, deed ik al onderhoud op het ijsclubterrein aan de Wilhelminalaan. Maaien met de zeis, in de uithoeken waar maaimachines niet konden komen. Ik hielp met het gereedmaken van het terrein voor de ijsperiode. In 1984 ben ik bestuurslid geworden, na een paar jaar werd ik penningmeester. Mijn vader en opa zaten ook jarenlang in het bestuur. De vereniging is opgericht in 1927, in 1954 is het veld aangekocht. HKC speelde wedstrijden op ons veld. Voordat we een eigen terrein hadden, was de ijsbaan op het kanaal. Ik heb ooit een foto gezien van mijn opa op het bevroren kanaal, met om hem heen zwierende schaatsers.”
Naast het werk voor kerk en ijsclub is er nog tijd voor een andere taak: “Ik ben ook vrijwilliger bij de Judith Leysterhof. Daar ben ik eetgenoot. Ik help bewoners met eten en help bij het afruimen van de tafel.” En dan is er dus zijn enorme betrokkenheid bij de realisatie van het nieuwe bijgebouw. Gevraagd naar het aantal uren dat hij er doorbrengt zegt Cora met een strenge blik op haar man: “Je bent er elke dag, behalve op woensdag. Meer dan veertig uur per week denk ik.” Cor sputtert wat tegen. “Nou, zoveel?” Cora: “Het klussen gebeurt ’s avonds van zeven tot tien, dan gaat hij al eerder weg om koffie te zetten.” Cor: “Opruimen moet je ook af en toe doen. Ik ben er vaak, dan rol je er vanzelf in. Graafwerkzaamheden, puin ruimen, wanden schroeven. De wanden die je aan de buitenkant ziet hebben we zelf gemaakt, bij Meerkerk Houtbouw. Het zijn er meer dan tachtig.”
Saamhorigheid
Na alle uren die hij er al in stak, heeft hij er nog steeds plezier in. “Ik vind het heel leuk. De saamhorigheid is mooi. De een zorgt voor eten, de ander voor koffie en thee. Afgelopen zomer kwam Dik Zwijnenburg met kersen. Je leert mensen beter kennen. Zelfs onze huisarts doet mee, hij klust graag.” Cora: “Rangen of standen heb je niet met die bouw.” Cor verwacht dat de klus voor de kerst geklaard zal zijn. “Anders zetten we een tandje bij op het laatst. Vrijwilligers zien nu dat het einde nadert, die krijgen weer moed. Op zaterdag is er dikwijls een flinke ploeg. Dan werken we tot drie uur.”
Cora heeft nog wel een kritische kanttekening: “Hij doet ook graag gevaarlijke klussen.” Met nadruk: “In zijn eentje.” Cor lacht zijn hoge, karakteristieke lachje. Met een ondeugende blik: “Ik had op zondag een lange spinrag van een lamp zien hangen. In de week erna heb ik een tafel neergezet met een stoel erop. Toen heb ik een lange lat vastgemaakt aan een bezemsteel en ben ik op de stoel geklommen. Ik kon er net bij.” Cora: “Wat nou als je gevallen was? Levensgevaarlijk.” Cor lacht alweer. “Het was hoog hoor, maar het ging. De arbeidsinspectie had het niet moeten zien.”
Wat als de bouw straks klaar is? Cora, plagerig: “Dan zit ik de hele dag met hem opgescheept.” Ze lachen allebei. Cora: “Thuis klust hij nooit, dan huurt hij iemand in. Maar straks heeft hij geen excuus meer; we weten nu dat hij het zelf kan.” Een ding is zeker: ook na voltooiing van de nieuwbouw zal Cor nog vaak in de kerk te zien zijn, ook op doordeweekse dagen. “Zonder kerk zou het heel onwennig zijn, ik ben er helemaal ingegroeid. Het is voor mij een soort tweede huis.” Cora: “Cor blijft koster tot hij achter de rollator loopt.”